De koningin van de witte druiven in de Duitse wijnstreken is de Riesling. Ultieme voorwaarden voor goede Riesling wijnen zijn de steile rotslagen en mineraalrijke bodems die een zuid-westelijke ligging hebben. Normaal gesproken is wijnbouw in de Noordelijke wijnstreken niet mogelijk, maar door de aanwezigheid van de microklimaten in de dalen en aan de oevers van de Rijn, de Moezel en haar zijrivieren,  worden juist hier grote Rieslingen geproduceerd. 

Kenmerkend voor dit druivenras is dat deze een lange periode nodig heeft om te rijpen zodat de wijnbouwers pas in september of oktober gaan oogsten. Tegen het einde kunnen warmere dagen worden afgewisseld door koude nachten. Het resultaat van deze extremen  mag er zijn: een Noord-Europese witte wijnstijl die gekarakteriseerd wordt door frisheid, vruchtigheid en een speelse mineraliteit. Door zijn  aanpassingsvermogen aan specifieke klimatologische omstandigheden heeft dit tot gevolg dat er een grote diversiteit bestaat. Deze specifieke kwaliteiten worden bevestigd door de oplopende vraag van wijnliefhebbers uit Amerika, Japan en Azië.

In de naoorlogse wederopbouwtijd veranderde wijn van een elitair product in een massaproduct. Kwantiteit won het van kwaliteit. In de jaren zestig en zeventig hebben vele wijnproducenten ingezet op een zoetere wijnstijl en werden percelen in gebruik genomen die niet voldoen aan de normeringen van de vorige generatie.

 
 Dit was ook de tijd waarin de grote kelderijen zijn ontstaan die werkten op basis van de  modernste fabricagetechnie-ken. De prijs die hiervoor werd betaald is dat de relatie tussen het eindproduct en de bodem waar die vandaan kwam leek te verdwijnen. Invloedrijke ontwikkeling is nu ook dat de marketeers op zoek gaan naar speciale smaakstijlen die passen bij bepaalde segmenten. Het mag niet verrassend worden genoemd dat dit ten koste is gegaan van veelzijdigheid en risicobereidheid.

Aan het einde van de 19e eeuw was er de bloeiperiode voor de Riesling die tot uiting kwam in het benaderen van de prijsniveaus van wijnen uit Champagne, Bourgondië en Bordeaux. Uit die tijd stamt ook het classificatiesysteem waaruit blijkt dat slechts een beperkt gedeelte van de gronden (terroirs) voldoet aan de voorwaarden om werkelijk grote Rieslingen te produceren. Dat de terroirs goed zijn bewijst al de 2000 jaar oude Romeinse keuze om juist op deze gebieden druiven te cultiveren.  Sinds de jaren tachtig heeft een generatie van jonge wijnbouwers  ingezet op kwaliteit, wat betekent:

■ Selecteren van goede  (en afstoten van mindere)  percelen;

■ Beperken van de hoeveelheid liters per hectare;

■ Laat, selectief oogsten van volgerijpte druiven;

■ Werken vanuit ecologische principes.

 
Internationale wijncritici spreken sinds een aantal jaren weer van een renaissance voor Riesling wijnen. In januari heeft het grootste wijnmagazine ter wereld (Wine Spectator) zijn jaarlijkse top 100 bekend gemaakt. In de top 10 is één witte wijn te vinden: een Riesling van wijngoed Prüm uit de Midden-Moezel. Eind 2003 werd de Engelse Master of Wine Jancis Robertson gevraagd welke wijn ze zou meenemen naar de Engelse koningin, waar ze een hoge onderscheiding ging krijgen, en noemde in haar antwoord een Riesling van Egon Müller uit het Saargebied.

Ten hoogste kunnen Duitse Riesling wijnen een cultstatus bereiken maar nooit het niveau bereiken van een Zuid-Afrika, Californië, Australië of Frankrijk. De gezamenlijke productie bedraagt ongeveer 1,5 miljoen hectoliter, terwijl die van bijvoorbeeld Bordeaux alleen al 6,5 miljoen hectoliter uitmaakt.

Ruim drie jaar leef ik nu in Trier op het snijpunt van de Moezel, de Saar en de Ruwer, en ben ik gefascineerd geraakt in de wereld van de Riesling, de landschappen waarin ze groeien en de mensen die haar produceren. Volgende stap is me nu in te zetten voor de Riesling en te ervaren of de Nederlandse wijnliefhebber zich openstelt voor een hernieuwde kennismaking met een uitdagend druivenras.

Mei 2004

Armando van Duijnhoven

fasskeller2.jpg